Groepsovereenkomst

Sterke punten

Een geweldige oefening om aan het begin van de sessie een vlakke hiërarchie te creëren tussen alle deelnemers. Geen enkele mening is belangrijker dan de andere. Het biedt ook structuur voor de workshop

Zwakke punten

Er kunnen punten zijn waar bepaalde deelnemers het niet mee eens zijn, en dit kan een obstakel vormen dat overwonnen moet worden.

Doel

Samen een veilige en respectvolle ruimte creëren waar iedereen productief kan samenwerken.

Doelstellingen

  • Alle deelnemers betrekken
  • Een agenda opstellen
  • Afwijkende meningen oplossen
  • Een productieve ruimte creëren
  • Regels opstellen
  • Het vermogen om compromissen te sluiten

Materialen

  • Flip-over
  • Pen

Procedure

Begin de workshop met het onderhandelen over de groepsovereenkomst. De sleutel tot deze oefening zit in de naam: het werkt alleen als iedereen het als groep eens is over de voorgestelde punten.

Het idee is om de toon te zetten voor hoe mensen zich zullen gedragen.

Mogelijke voorstellen kunnen zijn:

“Respecteer ieders mening”; “geef iedereen een gelijke kans om te spreken” (dit kan specifieker – “niet onderbreken” bijvoorbeeld); “vertrouwelijkheid”; “mobiele telefoons uit, of op stille modus”.

Er kunnen problemen ontstaan als sommige deelnemers het niet eens zijn over een bepaald punt. Dan moet iedereen samen overleggen en onderhandelen over een oplossing.

Plus-Minus-belangrijkg

Sterke punten

Vergemakkelijkt de discussie over tegengestelde meningen op een kalme manier zonder conflicten te veroorzaken. Kan gebruikt worden voor de hele groep, kleine groepen of individuen.

Zwakke punten

Het kan zijn dat bepaalde deelnemers niets te zeggen hebben over een bepaald onderwerp, of dat het hen schrikt om erover te praten.

Doel

Deelnemers stimuleren om standpunten die anders zijn dan hun eigen standpunten te begrijpen en te accepteren.

Doelstellingen

  • Alle deelnemers erbij betrekken
  • Verschillen oplossen
  • Alle deelnemers betrekken
  • Luistervaardigheden verbeteren
  • Discussie aanmoedigen

Materialen

  • Whiteboard
  • Flip-over
  • Pen

Procedure

Om de oefening te beginnen, schrijft de begeleider het onderwerp op het whiteboard/de flip-over. Teken vervolgens een plusteken, een minteken en een “I”, wat staat voor “interessant”.

Begin met het plusteken en vraag de deelnemers om alles te noemen wat ze positief vinden aan het gekozen onderwerp. Schrijf deze opmerkingen rond het plusteken. Als iedereen zijn zegje heeft gedaan, ga je verder met het minteken en schrijf je punten op die de deelnemers negatief vinden.

Schrijf rond het ‘I’-teken alles op wat de deelnemers interessant vinden, evenals ideeën die verder onderzocht zouden kunnen worden, enz.

Als een deelnemer niet over een bepaald onderwerp wil praten, is dat geen probleem. Ze krijgen de kans om in volgende rondes mee te doen. Wat positief lijkt voor de ene persoon, kan negatief zijn voor de volgende.

Nadat de discussie over het eerste onderwerp is afgerond, ga je terug naar het plusteken en start je een tweede ronde, eventueel met een onderwerp dat eerder onder de categorie ‘interessant’ viel. Zo kun je voortbouwen op eerdere ideeën.

Oefening met vaardige handen

Sterke punten

Helpt deelnemers zelfvertrouwen en trots op te bouwen door zich te richten op iets waar ze goed in zijn.

Zwakke punten

Deelnemers die verlegen of onzeker zijn, kunnen aanvankelijk problemen hebben met het identificeren van hun sterke punten.

Doel

Tegen het einde van de oefening heeft elke deelnemer ontdekt waar hij goed in is. De resultaten overtreffen meestal de verwachtingen!

Doelstellingen

  • Zelfvertrouwen opbouwen
  • Discussie aanmoedigen
  • Geheugenvaardigheden bevorderen
  • Andere deelnemers leren kennen

Materialen

  • Papier
  • Pen/potlood
  • Handen

Procedure

Geef alle deelnemers een vel gekleurd A4-papier en een gekleurde pen/potlood. Vraag iedereen om rond zijn hand te tekenen en in elk van de vingers één ding te schrijven waar hij goed in is.

Sommigen zullen dit moeilijker vinden dan anderen, maar dit biedt de gelegenheid voor de begeleider of andere deelnemers om in te springen en te helpen.

De vaardigheden hoeven niet per se ingewikkeld te zijn en kunnen zoiets simpels zijn als je veters strikken of fietsen. Dit is waarschijnlijk afhankelijk van de leeftijdsgroep.

Als iedereen vijf dingen heeft bedacht, verdeel je de groep in tweetallen. De tweetallen bespreken om de beurt de dingen waar ze goed in zijn en hoe ze die vaardigheden hebben verworven.

Rollenspellen en simulaties

Sterke punten

Deze oefening stelt deelnemers in staat om dingen vanuit het perspectief van een ander te zien. Het theatrale aspect geeft energie aan de sessie.

Zwakke punten

Sommige deelnemers willen niet voor de groep optreden of voelen zich ongemakkelijk bij het spelen van een bepaalde rol.

Doel

Deelnemers inzicht geven in een ’tegengesteld’ standpunt.

Doelstellingen

  • Zelfvertrouwen opbouwen
  • Reageren op onverwachte omstandigheden
  • Luistervaardigheden verbeteren
  • Tegengestelde standpunten begrijpen
  • Reflectieve vaardigheden verbeteren

Materialen

  • Eventueel rekwisieten, afhankelijk van het gekozen scenario.

Procedure

Het verschil tussen een rollenspel en een simulatie is dat bij een rollenspel de deelnemers iemand anders spelen, terwijl ze bij een simulatie zichzelf spelen.

Kies een situatie die je wilt uitbeelden. Houd rekening met wat je wilt onderzoeken en waarom. Een eenvoudige situatie is het beste, bv. een misverstand met een medewerker door een taalbarrière in een winkel/treinstation enz. Iemand kan de medewerker spelen, iemand de persoon die een vreemde taal spreekt en iemand anders de tolk.

Leg de situatie zorgvuldig uit, inclusief de vertegenwoordigde groepen en de fysieke indeling. Als je rollen uitdeelt, dwing dan nooit iemand om iets te spelen waar hij of zij zich ongemakkelijk bij voelt. Geef ze een paar minuten om in hun rol te komen. Alle niet-deelnemers fungeren als toeschouwers.

De facilitator stopt de simulatie of het rollenspel als er genoeg kwesties aan het licht zijn gekomen, de oefening tot een natuurlijk einde komt of als mensen willen stoppen. Het spel moet ook gestopt worden als een deelnemer grote spanning vertoont of te betrokken raakt. Neem een korte pauze, de-rol (zie hieronder) en evalueer dan de oefening.

Evaluatie geeft de waarnemers de mogelijkheid om commentaar te geven op de procedure. Laat ruimte voor discussie. Wat hebben de deelnemers geleerd en hoe gaan ze dit in het echte leven toepassen? Waarnemers moeten aangemoedigd worden om positieve opmerkingen te maken over wat ze gezien hebben. In plaats van te zeggen wat de deelnemers hadden moeten doen, is het beter als ze taal gebruiken als “”Een andere optie die je zou kunnen proberen is …”, “Misschien zou dit werken …”, “Ik heb … geleerd van je tactiek en zou graag …”.

Na elk rollenspel is het belangrijk om te de-rollen, om uit de rol te komen en alle sterke emoties achter te laten. Afhankelijk van de intensiteit van het rollenspel kun je inschatten hoeveel de-rol nodig is. Een simpele handdruk of een paar keer diep ademhalen kan al genoeg zijn. Andere opties zijn een pauze, een fysiek spel of een visualisatie die de aandacht ergens anders op vestigt (bijvoorbeeld op een prettige herinnering).

Dierengeluiden

Sterke punten

Actieve, leuke oefening die perfect is voor jongere kinderen. Moedigt iedereen aan tot interactie, ook verlegen deelnemers. Universeel, geen taalbarrière.

Zwakke punten

Kan nogal chaotisch en luidruchtig zijn. Het kan moeilijk zijn voor kinderen om daarna weer geconcentreerd te raken. Dit maakt het meer geschikt voor het einde van de sessie.

Doel

Op een leuke manier communicatie bevorderen en een band creëren tussen alle deelnemers. Taal- en cultuurbarrières overwinnen.

Doelstellingen

  • Het ijs breken
  • Alle deelnemers betrekken
  • Energie vrijmaken
  • De sfeer verlevendigen
  • Taalbarrières overwinnens
  • Veel plezier!

Materialen

  • Blinddoeken
  • Flashcards met dieren

Procedure

Aan het begin van de oefening krijgen de deelnemers kaarten met de naam van een dier dat voor iedereen herkenbaar is (koe/varken/eend etc.) Er moeten minstens drie ‘dieren’ van elke soort zijn.

Vervolgens moeten de deelnemers geblinddoekt worden. Dit is de eerste gelegenheid voor interactie, omdat de kinderen gevraagd kan worden elkaar te blinddoeken. De begeleider kan ingrijpen en helpen als dat nodig is.

De uitdaging is dan voor de deelnemers om hun eigen dierengeluiden te gebruiken om andere dieren van dezelfde soort te vinden, voordat ze hun identiteit onthullen. Hoewel de oefening luid en chaotisch begint, moet ze eindigen met een gevoel van orde en eenheid.